WELKOM



op het weblog van de onderzoeksgroep Scenografie van het Lectoraat Theatrale Maakprocessen.

Alweer geruime tijd huisvest de faculteit theater de BA-opleiding Theatre Design, een discipline die oorspronkelijk ontstaan is vanuit de bemoeienis van architecten en beeldend kunstenaars met de visuele aspecten van het theater.
Binnen de onderzoeksgroep Scenografie van het Lectoraat wordt onderzoek gedaan naar de invloed van het werken op en vanuit locaties op theatrale maakprocessen en op de ontwikkeling van de dramaturgie van het beeld.
In 2006 zijn een aantal onderzoeksactiviteiten gestart gericht op het volgen, documenteren, beschrijven en analyseren van maakprocessen binnen het domein van beeldend locatietheater.

Hoofd van de onderzoeksgroep is Henny Dörr, die zich laat bij staan door een kenniskring bestaand uit: Trudi Maan, Marcel Alberts, Marcel Dolman, Liesbeth Groot Nibbelink, Thijs Hazeleger, Willemien Bronkhorst en Anne Karin ten Bosch.

Eigenaar van dit weblog

Mijn foto
Hoofddocent en onderzoeker aan de HKU, Faculteit Theater, Hoofd Opleiding Theatervormgeving aldaar.

vrijdag 13 maart 2009

Een persoonlijk statement over de noodzakelijke spanning tussen afbreken en opbouwen in ruimtelijke vertalingsprocessen

HET GAAT TE GOED

DOOR THIJS HAZELEGER

‘Metamorfoseren’ of ‘vertalen’ is misschien wel het meest essentiële kenmerk van elke menselijke praktijk. Opnieuw beginnen om opnieuw te begrijpen. (Marianne van Kerkhoven)

1. INSPIRATIE
Het is eind mei 2007 en ik ben in Het Pakhuis, een knus theatertje in Hoorn waar ik warm ontvangen wordt door de makers van Theatergroep Het Gezelschap. Ze zijn in de laatste fase van repeteren aan Paul Pourveur’s Alice#2 en ik realiseer me dat het al hun vierde versie is; na de eerste voorstelling op locatie in Hoorn maakten ze wat omzwervingen langs Alkmaar en Zwolle, maar zijn ze nu weer in hun thuishaven beland. In opdracht van het Lectoraat Theatrale Maakprocessen volg ik de makers in hun zoektocht naar geschikte speelstijlen voor deze verschillende ruimtes.
Ongeveer een jaar geleden ontmoette ik ze voor het eerst; regisseur Lyda Tijsen, videokunstenaar Henk Dekker, productieleider Annemarie Bakker en amateurspelers Frans, Astrid, Francine en Bart. Onze eerste kennismaking was in Alkmaar, waar ze in een kil kaaspakhuis met kapotte kachels een van de vier versies van Alice#2 maakten. Nu zijn we met elkaar in een verwarmd theatertje en is er gewoon koffie te krijgen aan de bar. Geen thermosflessen of dikke truien, wel zelfgemaakte appeltaart en een gesprek over de huiselijkheid van de kleine zaal.
Omdat ik me afvraag of het niet steeds moeilijker wordt om opnieuw te beginnen naarmate de versies zich vermeerderen, vraag ik Lyda of ze onderhand geen last begint te krijgen van de locatiegeschiedenis van Alice#2. Ze vertelt me dat het loslaten van de vorige voorstellingen juist makkelijker lijkt dan daarvoor, omdat de omslag van een locatie naar een theaterruimte veel groter is dan ze aanvankelijk dacht. Waar eerder de grootte van de locaties zorgde voor heftigheid, moet ze in de kleine zaal juist op zoek naar intimiteit om van Alice#2 een intense ervaring te maken. Eenmaal in de zaal geeft Lyda haar spelers wat laatste aanwijzingen geeft en kijk ik om me heen. Het contrast met de enorme loods waarin de makers in 2005 begonnen kan bijna niet groter zijn.
Als de doorloop begint, begin ik aantekeningen te maken en merk ik dat ik niet kan ophouden met schrijven. Wat ik altijd al gedacht had, komt uit: de tekst van Pourveur is hier op een heel ander niveau interessant in vergelijking tot de locaties. Waar het in de opslagloods en de fabriekshallen meer ging om een totaalervaring doordat de tekst in grove lijnen werd gerelateerd aan de ruimte, valt de tekst in de kleine zaal meer op zijn plaats door een intieme focus op de vertelling. Op locatie werd uitgezoomd, maar hier in de zaal is inzoomen van belang. Waar eerder fysiek spel de nadruk kreeg, is de nu de mimiek van de spelers veel bepalender.
Bovenal krijg ik de kracht van de ingewikkelde en filosofische tekst van Pourveur veel beter mee dan op locatie, omdat ik niet word afgeleid door de extra werkelijkheid die een plek in het ‘echte’ leven met zich meebrengt. Ik word meer dan ooit meegesleurd in de fatale keuze van een vrouw op zoek naar spanning, en raak ontroerd.
Bladzijde na bladzijde pen ik vol met gedachten en ideeën en die gaan niet over Alice#2, maar ook over projecten waarbij ik als dramaturg bij betrokken ben. Mijn gedachten vervliegen als de manier waarop ik vanavond bij de acteurs van Alice#2 naar binnen kan kijken, me doet denken aan DIEP, een voorstelling over de binnenwereld van de vrouw van regiestudent Natasha Schulte waarmee ik aan het werk ben. Ik kom er tijdens het kijken achter dat de spanning van naar binnen gezogen worden veel sterker is als je af en toe die beweging ook even loslaat. Het is een wonderlijke avond, omdat ik zowel geinspireerd raak als tot inzichten kom; een van die schaarse momenten dat opeens alles samen lijkt te hangen. Onderzoeken en maken kunnen elkaar goed aanvullen en ik merk dat deze praktijken voor mij dichter bij elkaar liggen dan ik had gedacht.
Omdat de repetitie uitloopt en ik nog terug naar Utrecht moet, sluip ik weg en loop op wolkjes terug naar het station. Eenmaal in de trein terug sms ik in een vlaag van enthousiasme aan Lyda en de anderen hoe fijn het was om Alice eens in de zaal te zien en dat het helemaal goed komt. Als ik op ‘verzend’ druk, vraag ik me opeens af: kan dat wel als onderzoeker? Ben ik misschien in de afgelopen 1,5 jaar door alle gesprekken tussen alle processen door ook een medemaker geworden?

2. VERWARRING
Het is half juni en ik ben weer in Het Pakhuis, maar nu voor de eerste try-out van Alice#2 in het theater. Hoewel ik in dezelfde week druk ben met twee eigen premières, zeg ik toe om een inleiding te verzorgen voorafgaand aan de voorstelling. Geheel in stijl van een try-out probeer ik net als de makers iets uit. Ik zet alle informatie die ik inmiddels over de locatiegeschiedenis heb verzameld op mijn laptop en vertrouw erop dat daar wel een pakkend verhaal uit zal komen, want ik weet inmiddels ‘alles’ over Alice#2.
Terwijl het publiek binnendruppelt en ik een wat videobeelden van verschillende versies aanzet, komt Annemarie naar me toe met een toi om me succes te wensen. Ik ben verrast; ik krijg wel vaker toi’s, maar dan ben ik meestal de dramaturg van de productie. Mijn gevoel van medemakerschap wordt nog meer aangewakkerd als ook Lyda met een cadeautje aan komt zetten. Het is een lief gebaar dat me doet beseffen hoe dierbaar deze mensen me zijn geworden, maar ik raak er ook een beetje van in de war. Als het tijd is voor mijn inleiding en ik moet schakelen naar een meer objectieve rol, merk ik dat het me al improviserend moeite kost in de berg van gedetailleerde informatie een algemene lijn te vinden.
Hoewel de vraag of ik medemaker ben geworden een paar weken daarvoor voortkwam uit een inspirerend moment, raak ik er nu door verscheurd. Ik merk niet alleen dat ik teveel weet over het proces, maar ook mijn reactie op de try-out is tekenend voor de spagaat waarin ik me bevindt. De voorstelling heeft op geen enkele manier de intimiteit heeft die me in de doorloop zo ontroerde; waar ik eerder getroffen werd door de openheid, walst de voorstelling nu over me heen en verdrinkt in veel te veel vorm. In de volheid aan beelden en vastgeroeste intonaties zie ik opeens de locatiegeschiedenis terug en die werkt behoorlijk tegen in het opnieuw laten ontstaan van Alice#2 op deze plek.
Na de voorstelling ben ik zo teleurgesteld dat de kritiek van enkele collega-theatermakers hard aankomt. Zonder enige nuance spuien ze hun mening (ik ben immers toch geen medemakers dus van opbouwende kritiek is geen sprake) en ik kan me goed vinden in hun observaties, maar voel me door mijn betrokkenheid tegelijkertijd ook ontzettend aangevallen. Niet wetend in welke rol ik kan en wil meepraten over de voorstelling, besluit ik naar huis te gaan. Er is voor mijn gevoel iets kapot gegaan, al ik weet op dat moment nog niet zo goed wat.

3. INZICHT
Het is eind juni en ik zit in een stationsrestauratie op Amsterdam Centraal voor een afspraak met Lyda en Annemarie, maar ik zit verkeerd. Automatisch kies ik voor de goedkope kantine op spoor 2, maar de dames van Het Gezelschap blijken ‘op stand’ te zitten in de sjieke 1e klas restauratie. Typisch studentengedrag van mijn kant, terwijl ik toch al zo’n twee jaar aan het werk ben. Afijn, we vinden elkaar, het is een week na de moeizame try-out en ik ben sneller opgeknapt dan ik ooit had gedacht. Daags na de piekweek vond ik ruimte voor nieuwe gedachten en die wil ik graag met Annemarie en Lyda delen. Het is wonderlijk hoe je nare ervaringen op een later tijdstip op een heel andere manier kunt bekijken om tot nieuwe inzichten te komen.
Doordat op de avond van de try-out meerdere positieve verwachtingen niet werden ingelost, kom ik tot erachter dat er een keerzijde van betrokkenheid bestaat. Het was een stoer streven om de inleiding bij elkaar te improviseren, maar omdat ik me een partner was gaan voelen, lukte het me niet om een onderzoekende afstand te nemen van het maakproces; ik zat er zelf middenin. Door vervolgens een try-out te zien waarin de inspirerende intimiteit die ik eerder zag werd afgebroken, werd me duidelijk dat ook de makers van Het Gezelschap last moeten hebben gehad alsmaar groeiend vertrouwen in dat het allemaal wel goed komt.
Als Lyda vertelt dat de spelers in de zaal door de techniek tijd te kort kwamen om in de stroom van het spelen te komen, maar dat dit door de goede onderlinge band geen irritaties heeft opgeleverd, begrijp ik waarom de try-out zo kunstmatig op mij overkwam. De nadruk is in de kleine zaal veel meer op de acteur en veel minder op de ruimte komen te liggen, maar dit verschil heeft in het proces niet genoeg aandacht gekregen. De kleine maar essentiële botsingen kunnen in deze fase door het grote vertrouwen binnen het team - dat in de afgelopen jaar een hechte vriendenclub is geworden - blijkbaar makkelijk worden gerelativeerd, waardoor er onbewust een vorm van gemak in het proces is geslopen dat een kritische houding naar de achtergrond heeft verplaatst.
Wanneer ik Lyda confronteer met deze gedachten en ik merk dat ze zich er wel in herkent, realiseer ik me dat dit een moment is waar we allebei ontzettend veel aan hebben. Lyda komt tot de conclusie dat het stuk nog veel meer van de spelers mag worden nu de techniek op orde is en kan gaan werken aan geloofwaardigheid, die volgens haar totaal anders werkt dan op de eerdere locaties. Het gaat niet meer om de monumentale beelden die samen met de spelers het verhaal van Alice vertellen, maar om de specifieke kern van de tekst en de manier waarop zij zich daar als makers toe verhouden. Hoe verder ze in tijd verwijderd zijn van het begin van het Alice-avontuur, hoe meer verlangen er ontstaat naar de onbevangenheid en oorspronkelijkheid van de allereerste lezing.
Ik concludeer op mijn beurt dat iets ook te goed kan gaan. De manier waarop ik snel betrokken raak bij theatrale maakprocessen betekent dat ik nauwelijks problemen heb om een band met theatermakers op te bouwen, maar zorgt er ook voor dat ik moeite heb om los te laten en een zekere afstand te bewaren. Het zijn zinvolle nieuwe inzichten voor mij als beginnend dramaturg, waarvan ik nooit gedacht had dat ze juist te maken zouden hebben met het afbreken van iets.
Het belangrijkste inzicht dat zowel voor mij persoonlijk als voor creatieve processen als Alice#2 geldt, is dat er in betrokkenheid en vertrouwen een gevaar van gemak schuilt. Als alles vanzelf gaat omdat je met elkaar een manier van werken hebt gevonden die succesvol kan zijn, loop je het risico dat je onbewust minder kritisch wordt op elkaar en datgene wat je samen maakt. Je moet niet alleen voldoende tijd nemen om iets te laten ontstaan in een andere ruimte, maar ook een spanning houden tussen creatie en afbraak, die essentieel is om tot iets nieuws te komen. Dat geldt in het bijzonder voor lange-termijn-processen zoals die van Alice#2, waarin de sensatie van het eerste ontstaan steeds verder achter je ligt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten