WELKOM



op het weblog van de onderzoeksgroep Scenografie van het Lectoraat Theatrale Maakprocessen.

Alweer geruime tijd huisvest de faculteit theater de BA-opleiding Theatre Design, een discipline die oorspronkelijk ontstaan is vanuit de bemoeienis van architecten en beeldend kunstenaars met de visuele aspecten van het theater.
Binnen de onderzoeksgroep Scenografie van het Lectoraat wordt onderzoek gedaan naar de invloed van het werken op en vanuit locaties op theatrale maakprocessen en op de ontwikkeling van de dramaturgie van het beeld.
In 2006 zijn een aantal onderzoeksactiviteiten gestart gericht op het volgen, documenteren, beschrijven en analyseren van maakprocessen binnen het domein van beeldend locatietheater.

Hoofd van de onderzoeksgroep is Henny Dörr, die zich laat bij staan door een kenniskring bestaand uit: Trudi Maan, Marcel Alberts, Marcel Dolman, Liesbeth Groot Nibbelink, Thijs Hazeleger, Willemien Bronkhorst en Anne Karin ten Bosch.

Eigenaar van dit weblog

Mijn foto
Hoofddocent en onderzoeker aan de HKU, Faculteit Theater, Hoofd Opleiding Theatervormgeving aldaar.

zaterdag 23 mei 2009

Worteldagen 2009

2 weken hebben de studenten theatervormgeving om op een locatie in Norg een performance te maken. Dit jaar is behalve de locatie het startpunt een zelf bedacht personage en zijn/haar kostuum. Het kostuum zal transformeren. Het personage onstaat vanuit de geschiedenis van de locatie of is een vreemdeling die zich tijdelijk heeft geworteld. het project wordt begeleid door Marina van der Heiden en Willem Speekenbrink.

Verder werken aan de worteldagen studenten van de Minerva Akademie Groningen en de Akademie voor POP cultuur Leeuwarden.

dinsdag 31 maart 2009

Worteldagen 2007

Voor de 2e keer maken studenten Theatervormgeving performances op locatie voor dit kleinschalig beeldend locatie theater festival.





De komende weken zal er steeds nieuw materiaal toegevoegd worden aan dit blog over de worteldagen 2007 en de komende worteldagen 2009!

ECHO, thema en werkwijze van de Worteldagen 2007

ECHO is een project dat wordt uitgevoerd door 2e jaars studenten van de afstudeerrichting Theatervormgeving van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, en wordt begeleidt door Marcel Alberts en Henny Dörr.

In Utrecht (www.hku.nl) leren studenten Theatervormgeving een ruimte construeren, aanpassen, transformeren, vullen, gebruiken op zo’n manier dat er een theatrale verbeelding, of misschien zelfs een ‘verhaal’ ontstaat. Ze werken met en vanuit visueel materiaal (objecten, licht, kostuums, décor) tijdens en na de opleiding gedreven samen met andere theatermakers en manifesteren zich in het theater als beeldend kunstenaar. Tijdens de opleiding doen ze vaak projecten met studenten van andere theateropleidingen, maar evenzo vaak worden ze gevraagd individueel te werken om hun inzicht in de mogelijkheden van de theatervormgeving helemaal te kunnen leren doorgronden en vanuit hun eigen visie, fascinaties en inspiraties een eigen gezicht te geven.
Het project Echo is wat dat betreft geheel hybride. De studenten (12 in getal) worden gevraagd elk een eigen performance op een gegeven locatie uit te werken. In hun keuzes zijn ze autonoom. Maar bovendien vindt het project plaats binnen het kader van een samenwerking met andere studenten (van de Minerva Academie uit Groningen) en in opdracht van Stichting Amonet. Het resultaat wordt in het festival De Worteldagen aan publiek gepresenteerd.
Het werken op locatie vraagt om een heel goed inzicht in de relatie tussen de fysieke werkelijkheid en de mogelijke verhalen die daarin verscholen liggen. Die verhalen kun je onthullen of vinden door het doen van onderzoek op allerlei manieren. De studenten van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht worden gevraagd dat onderzoek in eerste instantie in, met en door de ruimte van de locatie zelf te plegen. Een week lang werken ze op de plek die ze kregen toegewezen zonder dat ze al beslissingen mogen nemen over ‘wat het wordt’. Vragen als wat is het, wat was het, wat kan het zijn, wat zou het kunnen worden leiden tot observaties, kleine ingrepen, etudes, uitprobeersels, nieuwe waarnemingen, uitgewerkte gedachtes, schetsen in de ruimte, improvisaties. Pas aan het begin van de 2e week gaan ze een idee concreet uitwerken en doorwerken tot en met een kleine voorstelling voor De Worteldagen.
Het thema ECHO kan zowel ruimtelijk, auditief als verhalend worden opgevat. Het gaat erom dat in ECHO iets zich verdubbeld, verveelvoudigd en verplaatst. De naklank verdringt de oorspronkelijke klank terwijl die toch ook doorklinkt. Hoe klinken straks de oorspronkelijke locaties door in de voorstellingen tijdens De Worteldagen?

woensdag 25 maart 2009

Worteldagen in Norg, 2e editie!

Ook in 2007 waren tweedejaars studenten Theatervormgeving bij het lectoraat betrokken via het locatieproject Worteldagen in Norg.

23 Studenten van de opleiding theatervormgeven van de kunstacademies Minerva uit Groningen en de Hogeschool voor de Kunsten uit Utrecht werken op hun eigen locatie in het dorp. In twee weken tijd maken ze er heel
verschillende, maar steeds intieme beeldende
belevenissen, installaties en performances. Zo leren ze wat het betekent om theater op locatie te maken; ze wortelen in Norg en in hun toekomstig vak.

Voor een foto impressie zie de website van Stichting Amonet.


Worteldagen 2007 van 25 tot en met 28 mei
Kijk je ogen uit, zet de zintuigen op scherp; je zult verrast en verwondert zijn!

De Worteldagen 2007 bieden weer een verrassende wandeling of fietstocht langs intieme mini-voorstellingen en theatrale beelden in en bij het dorp Norg.
De vele bijzondere locaties, variërend van bijvoorbeeld een prachtige tuin, een kamer in een fraaie boerderij, een schuur, de verlaten dorpskroeg of een praktijkruimte van de dierenarts staan op en rond de Pinksterdagen open voor de bezoeker.

Studenten van de kunstacademies uit Groningen en Utrecht werken vanaf 13 mei op al die locaties aan een bijzondere gebeurtenis. Je wordt uitgenodigd je ogen goed de kost te geven. Je wordt verrast door de beeldende toevoegingen en veranderingen die de makers hebben gerealiseerd en bent getuige van korte gebeurtenissen die je nu eens meevoeren in de geschiedenis, dan weer betrekken bij een mysterie of die je laten kennismaken met het verhaal van die plek.

Er zijn meerdere routes door het dorp mogelijk, elke route duurt ongeveer een uur.

zaterdag 21 maart 2009

Yvonne Franquinet

Van groot belang voor het klimaat op het gebied van beeldend theater en locatietheater in Utrecht is Yvonne Franquinet, artistiek leider van huis en festival aan de werf. Dramaturg met ruime ervaring in het beeldend theater, zowel bij Dogtroep als Oerol. En met een visie op het stimuleren van jonge getalenteerde makers die de grenzen van het theater en de disciplines opzoeken. Theatermakers als Lotte van de Berg, Dries Verhoeven en Roos van Geffen hebben zich mede dankzij deze visie en ambitie kunnen ontwikkelen tot spraakmakende theatermakers van de huidige generatie.
Lees meer over haar achtergrond en visie in het interview van Liesbeth Groot Nibbelink op de dramaturgie databank: klik hier!

zondag 15 maart 2009

In Maart 2008


schreef ik de volgende column voor de nieuwsbrief In Alle Staten van het Lectoraat

In Memoriam

Het beeldend locatietheater is dood, lang leve het theater.....

door Henny Dörr
geinspireerd door Antonin Artaud en Patricia de Martelaere


De TM van Maart kopt in de rubriek Berichten: “Dogtroep houdt ermee op. Dogtroep, het internationaal bekende beeldende locatietheater uit Amsterdam-Noord sluit op 31 december 2008 definitief haar deuren.”
Henk Schut, die de leiding in 2004 overnam, heeft de groep niet kunnen redden. In 2006 hebben verschillende studenten van onze Faculteit nog met hem en Dogtroep gewerkt. Studenten van DVTG werkten mee aan CARWASH, een mobiele voorstelling met achtbaan vaart; een mix tussen kermis en beeldende kunst. Henk Schut begeleidde in dat jaar ook een internationale en interdisciplinaire groep studenten bij het maken van YOU HAVE BEEN SELECTED in de atoombunker Fort Lunet 1, Thiadmer van Galen en Jasper van Roden liepen in hun examenjaar voor Theatervormgeving stage bij de voorstelling CARGO en hebben daarna nog aan diverse projecten mee gewerkt.
15 jaar geleden, begin jaren negentig, begon ik voor de Faculteit een Masteropleiding Scenografie. We werkten daarin samen met Europese partners in Helsinki, London, Sevilla, Praag. Overal waar ik kwam was de vraag of we ook iets met Dogtroep deden. Dogtroep was wereldberoemd, en daarmee werd Nederland gezien als een pionier op het gebied van beeldend locatietheater .

Het bericht raakt me toch meer dan ik verwacht. Ik pak eindelijk de 2 dvd’s die ik vorige maand kreeg van Warner van Wely die samen met onder meer Lino Hellings Dogtroep heeft opgericht. “Hier bestaan maar 2 kopieeen van”, had Warner me ingefluisterd, “ik heb een kopie en nu jij ook”. Het is een vroege ochtend van wat een inspirerende dag zal blijken. Ik pak de eerste dvd die bestaat uit archiefmateriaal van Dogtroep van 1979 tot 1984. Ik lees eindelijk goed wat erop geschreven staat: ‘dag henny, ik dank je voor je belangstelling voor ons werk, Warner.’ Op dvd 2, archiefmateriaal van dogtroep van 1984 tot en met 1991, schrijft hij verder: ‘nog eentje, hier hebben we een echte subsidie, groet Warner.’ Ik schuif de 2e in de speler. Ik zie dogtroep terug op het hoogtepunt. Het materiaal eindigt met VUURBEELD een spektakel op de Nieuwmarkt in Amsterdam waarvoor van sloophout een 4-mans hoge draak is gebouwd, die helemaal in de fik gaat. Ik krijg een kijkje in de werkplaats, van schetsen tot bouwen. Iedereen is fanatiek oude houten pallets aan het verzagen en in stukken op een constructie aan het hameren en langzamerhand verrijst daar die draak waarvan de bek ook nog open en dicht kan door middel van touwen. Ondertussen is iemand aan het uitvinden hoe deze draak in een vlammenzee kan veranderen. De nieuwmarkt staat mutje vol met publiek. Er wordt gejuicht en gedanst. Ook de opening van de uitmarkt die Dogtroep verzorgt in 1990 trekt verschrikkelijk veel publiek. KLUIT ZONDER VLEUGELS is niet zomaar een openingsact, maar een avondvullende voorstelling, waarin ik duidelijk allerlei acts, objecten, beelden uit vorig werk herken. Dogtroep was de eerste groep die aan recycling van materiaal deed, doorwerkte, jaren lang verder aan iets werkte, onderzocht, en het materiaal in nieuwe contexten plaatste. Ik neem me voor een Wilde Wijze van Theatermaken van Warner nog eens te herlezen, waarin hij deze werkwijze beschrijft. En ja, inderdaad, het ziet er rijker uit met die subsidie, meer materiaal, mooier materiaal, meer technische hoogstandjes, hijskranen en prachtige monumentale figuren die de lucht in gelanceerd worden. Een figuur komt vaak terug, klein hoofd, grote rond lijf, kokerachtige armen, 2 dimensionaal en 3 dimensionaal tegelijk, van opzij lijkt het een getekende figuur, frontaal is het een ruimtelijk object, dat ineens in het midden in 2-en splitst, en zich dus opdeelt in 2 figuren, met elk een rechte rug, bolle buik en 1 arm.
Op een zeker moment kijkt een hele jonge Warner frontaal de camera in, en later verschijnt een heel jonge Lino Hellings in beeld, gehuld in een soort zwart keverachtige pak, alleen het gezicht te zien. Beide zijn ze nooit gestopt met maken, met onderzoeken. Beide zijn nog steeds inspirerend voor jonge makers.

Warner gaf me onlangs de dvd’s in de Balie bij gelegenheid van de presentatie van een boek en dvd over Warner&consorten, waarvoor hij me had gevraagd een praatje te houden. Ik spreek in de Balie over de unieke betekenis die deze eigenzinnig theatermaker in Nederland heeft. Ik begon met een citaat uit het nieuwe boek Gevonden Plekken Bewegend Publiek: 
Street Arts Warner & Consorten 1996-2007 dat die dag werd gepresenteerd.

“... geen spelers die iedereen kent, geen select publiek, geen warme zaal, geen zachte stoel, geen aangrijpende verhalen, ..., geen drama, geen historisch repertoire, ..., geen nagespeelde spontaniteit, ..., geen tekst, ... geen vierde muur, ..., geen technische snufjes, geen onbetaalbare producties, geen glimmende materialen.”

Warner&co, vertel ik, nodigt het publiek uit mee op reis te gaan naar de verbeelding. Warner&co. werkt met zintuigen materiaal licht klank aarde, werkt interdisciplinair met beeldend kunstenaars, muzikanten, theatermakers. Werkt. Stelt het werkproces centraal.

Ik citeer nogmaals het boek:
“Geen trend, geen mode, geen avondje uit, geen status, geen pretentie, geen politiek commentaar, .. geen morele vraagstukken, ... , geen vaste omstandigheden, ..., geen weten wat er gaat gebeuren, ..., geen dogma’s, geen schaamte, geen grenzen.”

Marianne van Kerkhoven, vlaams dramaturge, beschrijft in haar boek Van het kijken en van het schrijven, het dilemma van de hedendaagse theatermaker, afgezet tegen die van de jaren 80, alsvolgt. “De huidige generatie moet aantreden in een gemeenschap zonder maatschappelijk project: consumptie kan moeilijk een inspirerend ideaal genoemd worden. Sinds enkele jaren al wordt er gesproken over het vinden van een nieuw engagement in de kunst, over het opnieuw doen trillen van het membraan dat wereld en theater van elkaar scheidt.... Er wacht de theatermaker veel werk: enerzijds om de door hem in de voorbije decennia verworven autonomie van zijn kunst te vrijwaren en anderzijds om aan te tonen dat hij geen onverschillige is, .... Het vinden van een koppeling tussen een gevrijwaarde artistieke autonomie en een geëngageerde maatschappelijke functie lijkt mij een van die zeer moeilijke taken waarvoor het theater zich vandaag gesteld ziet”, aldus Marianne van Kerkhoven.

Kunst moet tegenwoordig meer en meer worden gelegitimeerd vanuit de in de actualiteit heersende thema’s, de technologie en de globalisering, diversiteit, sociale en culturele nuttigheid. En marktgericht denken vormt de oplossing voor alle morele vraagstukken, verleent status en pretentie aan de kunst, begrenst en sluit schaamteloosheid uit. Bovendien wordt het opgelegd als sjabloon of zelfs dogma (een opvatting is voorschrift geworden). Hoe kunnen we in dat spanningsveld tussen politiek en kunst nog onze eigenzinnigheid bewaren, waar kun je nog een plek vinden die niet is besmet met sociale conformeringsdruk, met andere woorden waar zijn nog VRIJPLAATSEN te vinden. Warner&consorten is zo’n VrijPlaats. En Warner&consorten maakt geen onverschillige, ondoordachte of anarchistische kunst waarin wereld en theater gescheiden zijn.
Maar de VrijPlaats moet vechten om erkend te worden binnen het canon van cultuur en om gesubsidieerd te worden. Vanuit dezelfde strijd vraagt Lino Hellings zich af waarom ze zich nog zou moeten uiten als kunstenaar als de zogenaamde ongedisciplineerde kunst ook al een houding kan zijn van op marktgerichte reclame en marketingsburo’s als Kesselskramer. Met die vraag ging ze in de eerste deltalezing van dit jaar een debat aan met Christian Borstlap.

Enigszins melancholisch zet ik de dvd speler uit en verlaat het huis op weg naar Boukje Schweigmann waar ik mee afgesproken heb in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam. We kennen elkaar persoonlijk niet, ik ken haar werk, zij weet wat ik doe. We spreken over van alles, over inspiraties, over het theater van vandaag, van morgen en van gisteren. Over haar samenwerking met Theun Mosk, en over waarom ze samen nu met Robert Wilson een project op Oerol gaan doen, waarbij ze graag studenten wil betrekken. Het zal een vertraagde wandeling worden waarin deelnemers deel uit maken van het kunstwerk en het kunstwerk ervaren. We spreken over ervaringstheater en over hoe Wilson vanuit de esthetiek de zintuigen prikkelt. Ze spreekt gepassioneerd over de Spaanse groep Theater van de Zintuigen van Enrique Vargas die haar enorm inspireert, en ze noemt Theun Mosk Apollo en zichzelf Dionysus. Ineens zie ik de relatie weer tussen waarnemen en ervaren, en hoe die twee complementair zijn, zoals Boukje en Theun dat zijn, Apollo en Dionysus dat zijn. Mijn melancholie maakt plaats voor een vreugdevol geloof in het nieuwe theater, waarin alles mogelijk is, waarin nieuwe vormen ontstaan van spel en interactie, waarin technologie een plek heeft, en kostuums als hierogliefen, waarin taal tot beeld wordt, een theater van de onmiddelijke ervaring dat voorbij gaat aan categorieën, en wat niet ‘iets’ is.


www.theatermaker.nl, www.dogtroep.nl, www.henkschut.nl, www.linohell.nl, www.warnerenconsorten.nl, www.lunatics.nl, www.teatrodelossentidos.com

Boekpresentatie: Gevonden Plekken Bewegend Publiek: 
Street Arts Warner & Consorten 1996-2007

7 februari 2008 In de Balie sprak ik de volgende woorden:

Ik begin met een citaat:
... geen spelers die iedereen kent, geen select publiek, geen warme zaal, geen zachte stoel, geen aangrijpende verhalen, ..., geen drama, geen historisch repertoire, ..., geen nagespeelde spontaniteit, ..., geen tekst, ... geen vierde muur, ..., geen technische snufjes, geen onbetaalbare producties, geen glimmende materialen.

zo wordt onder meer het werk van warner en consorten gekarakteriseerd in het nieuwe boekje Gevonden Plekken Bewegend Publiek: 
Street Arts Warner & Consorten 1996-2007 dat vandaag wordt gepresenteerd.
vreemd, niet, om iets dat bestaat zo consequent te omschrijven vanuit wat het allemaal niet is.
hoe zichzelf definieren.
wordt de groep steevast door de subsidiegever gelocaliseerd als locatietheater, warner zelf heeft daar een andere gedachte over.
het vorige boek theater in de openbare ruimte wilde de plek beschrijven die warner en co inneemt in het veld van de niet in de schouwburg spelende theatergroepen.
vanuit een duidelijke relatie met ruimte en publiek worden daarin een aantal technieken benoemd die duiden op een onmiddelijk en irrationeel communiceren met publiek via actie en beeld.
meer nog dan de architectonische ruimte is het aspect van de openbaarheid belangrijk.
het maken van bijzondere situaties met mensen op straat.
met dat accent kijkt Gevonden Plekken Bewegend Publiek naar warner en co.
de mensen op straat vormen een publiek dat nog niet bestaat dat niemand kent en dat geen stem heeft.
warner en co nodigt dat publiek uit mee op reis te gaan naar de verbeelding.
als dat geen community art is.
warner en co. werkt met zintuigen materiaal licht klank aarde
werkt interdisciplinair met beeldend kunstenaars, muzikanten, theatermakers.
werkt.
stelt het werkproces centraal.
werkt met en vanuit.



ik vind het hier niet de plaats om uitvoerig en quasi intellectueel het werk van warner en co. te beschrijven en te duiden.
ik citeer liever nogmaals het nieuwe boek:
Geen trend, geen mode, geen avondje uit, geen status, geen pretentie, geen politiek commentaar, .. geen morele vraagstukken, ... , geen vaste omstandigheden, ..., geen weten wat er gaat gebeuren, ..., geen dogma’s, geen schaamte, geen grenzen.

en dit dadaistisch aandoend pleidooi voor absolute artistieke vrijheid
zou ik graag nog in de volgende context willen plaatsen:

Marianne van Kerkhoven, vlaams dramaturge, beschrijft in haar boek VAN HET KIJKEN EN VAN HET SCHRIJVEN, het dilemma van de hedendaagse theatermaker, afgezet tegen die van de jaren 80, alsvolgt. “De huidige generatie moet aantreden in een gemeenschap zonder maatschappelijk project: consumptie kan moeilijk een inspirerend ideaal genoemd worden. Sinds enkele jaren al wordt er gesproken over het vinden van een nieuw engagement in de kunst, over het opnieuw doen trillen van het membraan dat wereld en theater van elkaar scheidt.... Er wacht de theatermaker veel werk: enerzijds om de door hem in de voorbije decennia verworven autonomie van zijn kunst te vrijwaren en anderzijds om aan te tonen dat hij geen onverschillige is, .... Het vinden van een koppeling tussen een gevrijwaarde artistieke autonomie en een geëngageerde maatschappelijke functie lijkt mij een van die zeer moeilijke taken waarvoor het theater zich vandaag gesteld ziet” (p 146/147), aldus marianne van kerkhoven.

ik haal dit aan omdat ik als coordinator binnen een kunstakademie, ik leidt een opleiding voor theatervormgevers, veel te vaak geconfronteerd wordt met de vraag naar legitimering vanuit het perspectief van het funcionalistisch denken, met andere woorden, kunst en al helemaal het opleiden van kunstenaars moet worden gelegitimeerd vanuit de in de actualiteit heersende thema’s, zoals nu het cultureel ondernemerschap, de technologie en de globalisering, diversiteit, sociale en culturele nuttigheid. het marktgerichte denken vormt de oplossing voor alle morele vraagstukken, verleent status en pretentie aan de kunst, begrenst en sluit schaamteloosheid uit. bovendien wordt het opgelegd als sjabloon of zelfs dogma (een opvatting is voorschrift geworden). hoe kunnen we in dat spanningsveld tussen politiek en kunst nog onze eigenzinnigheid bewaren, waar kun je nog een plek vinden die niet is besmet met sociale conformeringsdruk, met andere woorden waar zijn nog VRIJPLAATSEN te vinden.
Elk probleem, of elke creatie, vraagt om een zeer specifieke, geïndividualiseerde benadering, zegt Marianne van Kerkhoven ook.

Met Warners eigenzinnige specifieke benadering maakt hij van warner en co zo’n VrijPlaats. Dat dat geenszins tot onverschillige, ondoordachte of anarchistische kunst leidt, en dat wereld en theater niet gescheiden zijn, zal een ieder die het werk van warner en co. kent weten. En zich herinneren bij het doornemen van het boek met foto’s en teksten en de dvd compilatie van werk van de afgelopen 11 jaar.

vrijdag 13 maart 2009

Impressie van de studieavond ‘Van opslagloods naar kleine zaal’ op 28 november 2007

Het Gezelschap maakte de voorstelling Alice#2 in twee jaar tijd op vier volstrekt verschillende locatie’s in vier verschillende ensceneringen. Dramaturg Thijs Hazeleger, in 2006 afgestudeerd als dramaturg (MA Theaterdramaturgie) op beeldend locatietheater, volgde in opdracht van het lectoraat twee jaar lang dit proces. Er verschenen artikelen van hem daarover in theaterbladen. ‘De baas over de ruimte; van opslagloods naar kaaspakhuis; een onderzoek naar het maakproces van de locatievoorstelling Alice #2’, verscheen in: De Theater NV, November 2006,een langere versie van dit artikel is opgenomen in het cahier 'RUIMTE' uitgegeven door het lectoraat. In November 2007 werd dit onderzoek afgesloten met een openbare studie-avond, waarin de voorstelling werd getoond, en Thijs Hazeleger zijn bevindingen met het publiek deelde door een uitgesproken essay en een ronde tafeldiscussie dat door Henny Dörr werd geleid.

Impressie van de studieavond
door Henny Dörr

Op 28 november 2007 wordt Alice#2 gespeeld door Het Gezelschap in de kleine zaal van het Akademietheater, een kleine zwarte doos. De voorstelling heeft zich geëvolueerd van locatiespecifiek naar zaal. Een reis langs diverse locaties. Vanavond is ook de schrijver van het stuk, Paul Pourveur, aanwezig.

Na afloop vindt een nagesprek plaats. Thijs Hazeleger, jonge dramaturg, heeft in opdracht van het Lectoraat het maakproces gevolgd. Al eerder schreef hij over Alice#2 en de vertaling van locatie x naar locatie z via y. Vanavond leest hij een column over zijn veranderende positie door de nauwe betrokkenheid bij de ruimtelijke vertaalprocessen. Van dramaturg/onderzoeker werd hij maker. Net als spelers, regisseur en videomaker moest hij elke keer de ‘oude’ voorstelling loslaten om open te staan voor wat de nieuwe locatie kon brengen. Zijn loslaten en opnieuw en objectief kijken naar wat er gemaakt kon en ging worden werd steeds moeilijker, want er had een hechtingsproces plaatsgevonden.

Als de dramaturg het al moeilijk heeft met loslaten, hoe zit dat dan met de andere makers? Dit was een van de vragen van het nagesprek onder leiding van Henny Dörr, maar als eerste werd Paul Pourveur die in de zaal zat gevraagd of en wat voor ruimte/decor hij eigenlijk bij het schrijven voor ogen had. Hij had een opvallende opvatting daarover, namelijk dat hij geen enkele ruimte voor ogen had. Pourveur vertelde dat hij eigenlijk gewoon met de tekst en de taal bezig was, en misschien ook wel met de notie dat die teksten voor een publiek gesproken werden, maar ruimte? Nee. Hij vond de voorstelling dan ook heel verrassend en leuk.

De tafelpartners (twee spelers, de regisseur en de videomaker) werden gevraagd of zij het proces van hechten en onthechten dat Thijs beschreef herkenden, en dat was zeker het geval, alhoewel het voor de makers gaande weg de verschillende ruimtelijke versies toch makkelijker leek te gaan. De techniek (met betrekking tot de video) had in de versies op locatie nogal veel tijd en ruimte gevraagd en dat had best veel invloed gehad op de beschikbare tijd voor spelers en regisseur om in de ruimte te kunnen werken.

In de zwarte doos leek het voor de videomaker juist makkelijker om de techniek terug te brengen tot een essentieel minimum. De videomaker leek zich ook makkelijker te kunnen losmaken van de voorgaande versies. Spelers en regisseur moesten echter enorm wennen aan het feit dat ze ineens met theatercodes te maken hadden. Met andere woorden, de ruimte als locatie (als theatrale/fictieve ruimte) hielp hen niet meer en de verbeelding moest dus op een andere manier gestalte krijgen. Hoe krijg je de verbeelding van de toeschouwer op gang binnen deze neutrale theaterruimte?

Het was wennen aan dat wat tegelijk beperkte en ook vrijheid gaf. Daarnaast speelde bij de versies op locatie de puur ruimtelijk architectonische aspecten natuurlijk een belangrijke rol. Afstanden bijvoorbeeld hadden enorm veel invloed op de mise-en-scène en dus op spelintenties. Maar omdat het verschil ook meteen zo dwingend was, leek het voor de spelers niet zo’n heel groot probleem.

De processen lieten zich moeilijk met elkaar vergelijken. Wel hadden de makers van Het Gezelschap het idee dat ze zich in de kleine zaal meer op het spel konden concentreren vanwege het wegvallen van de dominantie van de techniek. Het daadwerkelijk moeten maken in de nieuwe omstandigheid dwingt een natuurlijke onthechting af. Dit is een proces dat waarschijnlijk moeilijker is als je er niet in staat, maar aan de rand, zoals de dramaturg, in dit geval Thijs. Zo werd in het nagesprek duidelijk dat elke discipline zich op een andere manier verhoudt tot veranderde omstandigheden.

Een persoonlijk statement over de noodzakelijke spanning tussen afbreken en opbouwen in ruimtelijke vertalingsprocessen

HET GAAT TE GOED

DOOR THIJS HAZELEGER

‘Metamorfoseren’ of ‘vertalen’ is misschien wel het meest essentiële kenmerk van elke menselijke praktijk. Opnieuw beginnen om opnieuw te begrijpen. (Marianne van Kerkhoven)

1. INSPIRATIE
Het is eind mei 2007 en ik ben in Het Pakhuis, een knus theatertje in Hoorn waar ik warm ontvangen wordt door de makers van Theatergroep Het Gezelschap. Ze zijn in de laatste fase van repeteren aan Paul Pourveur’s Alice#2 en ik realiseer me dat het al hun vierde versie is; na de eerste voorstelling op locatie in Hoorn maakten ze wat omzwervingen langs Alkmaar en Zwolle, maar zijn ze nu weer in hun thuishaven beland. In opdracht van het Lectoraat Theatrale Maakprocessen volg ik de makers in hun zoektocht naar geschikte speelstijlen voor deze verschillende ruimtes.
Ongeveer een jaar geleden ontmoette ik ze voor het eerst; regisseur Lyda Tijsen, videokunstenaar Henk Dekker, productieleider Annemarie Bakker en amateurspelers Frans, Astrid, Francine en Bart. Onze eerste kennismaking was in Alkmaar, waar ze in een kil kaaspakhuis met kapotte kachels een van de vier versies van Alice#2 maakten. Nu zijn we met elkaar in een verwarmd theatertje en is er gewoon koffie te krijgen aan de bar. Geen thermosflessen of dikke truien, wel zelfgemaakte appeltaart en een gesprek over de huiselijkheid van de kleine zaal.
Omdat ik me afvraag of het niet steeds moeilijker wordt om opnieuw te beginnen naarmate de versies zich vermeerderen, vraag ik Lyda of ze onderhand geen last begint te krijgen van de locatiegeschiedenis van Alice#2. Ze vertelt me dat het loslaten van de vorige voorstellingen juist makkelijker lijkt dan daarvoor, omdat de omslag van een locatie naar een theaterruimte veel groter is dan ze aanvankelijk dacht. Waar eerder de grootte van de locaties zorgde voor heftigheid, moet ze in de kleine zaal juist op zoek naar intimiteit om van Alice#2 een intense ervaring te maken. Eenmaal in de zaal geeft Lyda haar spelers wat laatste aanwijzingen geeft en kijk ik om me heen. Het contrast met de enorme loods waarin de makers in 2005 begonnen kan bijna niet groter zijn.
Als de doorloop begint, begin ik aantekeningen te maken en merk ik dat ik niet kan ophouden met schrijven. Wat ik altijd al gedacht had, komt uit: de tekst van Pourveur is hier op een heel ander niveau interessant in vergelijking tot de locaties. Waar het in de opslagloods en de fabriekshallen meer ging om een totaalervaring doordat de tekst in grove lijnen werd gerelateerd aan de ruimte, valt de tekst in de kleine zaal meer op zijn plaats door een intieme focus op de vertelling. Op locatie werd uitgezoomd, maar hier in de zaal is inzoomen van belang. Waar eerder fysiek spel de nadruk kreeg, is de nu de mimiek van de spelers veel bepalender.
Bovenal krijg ik de kracht van de ingewikkelde en filosofische tekst van Pourveur veel beter mee dan op locatie, omdat ik niet word afgeleid door de extra werkelijkheid die een plek in het ‘echte’ leven met zich meebrengt. Ik word meer dan ooit meegesleurd in de fatale keuze van een vrouw op zoek naar spanning, en raak ontroerd.
Bladzijde na bladzijde pen ik vol met gedachten en ideeën en die gaan niet over Alice#2, maar ook over projecten waarbij ik als dramaturg bij betrokken ben. Mijn gedachten vervliegen als de manier waarop ik vanavond bij de acteurs van Alice#2 naar binnen kan kijken, me doet denken aan DIEP, een voorstelling over de binnenwereld van de vrouw van regiestudent Natasha Schulte waarmee ik aan het werk ben. Ik kom er tijdens het kijken achter dat de spanning van naar binnen gezogen worden veel sterker is als je af en toe die beweging ook even loslaat. Het is een wonderlijke avond, omdat ik zowel geinspireerd raak als tot inzichten kom; een van die schaarse momenten dat opeens alles samen lijkt te hangen. Onderzoeken en maken kunnen elkaar goed aanvullen en ik merk dat deze praktijken voor mij dichter bij elkaar liggen dan ik had gedacht.
Omdat de repetitie uitloopt en ik nog terug naar Utrecht moet, sluip ik weg en loop op wolkjes terug naar het station. Eenmaal in de trein terug sms ik in een vlaag van enthousiasme aan Lyda en de anderen hoe fijn het was om Alice eens in de zaal te zien en dat het helemaal goed komt. Als ik op ‘verzend’ druk, vraag ik me opeens af: kan dat wel als onderzoeker? Ben ik misschien in de afgelopen 1,5 jaar door alle gesprekken tussen alle processen door ook een medemaker geworden?

2. VERWARRING
Het is half juni en ik ben weer in Het Pakhuis, maar nu voor de eerste try-out van Alice#2 in het theater. Hoewel ik in dezelfde week druk ben met twee eigen premières, zeg ik toe om een inleiding te verzorgen voorafgaand aan de voorstelling. Geheel in stijl van een try-out probeer ik net als de makers iets uit. Ik zet alle informatie die ik inmiddels over de locatiegeschiedenis heb verzameld op mijn laptop en vertrouw erop dat daar wel een pakkend verhaal uit zal komen, want ik weet inmiddels ‘alles’ over Alice#2.
Terwijl het publiek binnendruppelt en ik een wat videobeelden van verschillende versies aanzet, komt Annemarie naar me toe met een toi om me succes te wensen. Ik ben verrast; ik krijg wel vaker toi’s, maar dan ben ik meestal de dramaturg van de productie. Mijn gevoel van medemakerschap wordt nog meer aangewakkerd als ook Lyda met een cadeautje aan komt zetten. Het is een lief gebaar dat me doet beseffen hoe dierbaar deze mensen me zijn geworden, maar ik raak er ook een beetje van in de war. Als het tijd is voor mijn inleiding en ik moet schakelen naar een meer objectieve rol, merk ik dat het me al improviserend moeite kost in de berg van gedetailleerde informatie een algemene lijn te vinden.
Hoewel de vraag of ik medemaker ben geworden een paar weken daarvoor voortkwam uit een inspirerend moment, raak ik er nu door verscheurd. Ik merk niet alleen dat ik teveel weet over het proces, maar ook mijn reactie op de try-out is tekenend voor de spagaat waarin ik me bevindt. De voorstelling heeft op geen enkele manier de intimiteit heeft die me in de doorloop zo ontroerde; waar ik eerder getroffen werd door de openheid, walst de voorstelling nu over me heen en verdrinkt in veel te veel vorm. In de volheid aan beelden en vastgeroeste intonaties zie ik opeens de locatiegeschiedenis terug en die werkt behoorlijk tegen in het opnieuw laten ontstaan van Alice#2 op deze plek.
Na de voorstelling ben ik zo teleurgesteld dat de kritiek van enkele collega-theatermakers hard aankomt. Zonder enige nuance spuien ze hun mening (ik ben immers toch geen medemakers dus van opbouwende kritiek is geen sprake) en ik kan me goed vinden in hun observaties, maar voel me door mijn betrokkenheid tegelijkertijd ook ontzettend aangevallen. Niet wetend in welke rol ik kan en wil meepraten over de voorstelling, besluit ik naar huis te gaan. Er is voor mijn gevoel iets kapot gegaan, al ik weet op dat moment nog niet zo goed wat.

3. INZICHT
Het is eind juni en ik zit in een stationsrestauratie op Amsterdam Centraal voor een afspraak met Lyda en Annemarie, maar ik zit verkeerd. Automatisch kies ik voor de goedkope kantine op spoor 2, maar de dames van Het Gezelschap blijken ‘op stand’ te zitten in de sjieke 1e klas restauratie. Typisch studentengedrag van mijn kant, terwijl ik toch al zo’n twee jaar aan het werk ben. Afijn, we vinden elkaar, het is een week na de moeizame try-out en ik ben sneller opgeknapt dan ik ooit had gedacht. Daags na de piekweek vond ik ruimte voor nieuwe gedachten en die wil ik graag met Annemarie en Lyda delen. Het is wonderlijk hoe je nare ervaringen op een later tijdstip op een heel andere manier kunt bekijken om tot nieuwe inzichten te komen.
Doordat op de avond van de try-out meerdere positieve verwachtingen niet werden ingelost, kom ik tot erachter dat er een keerzijde van betrokkenheid bestaat. Het was een stoer streven om de inleiding bij elkaar te improviseren, maar omdat ik me een partner was gaan voelen, lukte het me niet om een onderzoekende afstand te nemen van het maakproces; ik zat er zelf middenin. Door vervolgens een try-out te zien waarin de inspirerende intimiteit die ik eerder zag werd afgebroken, werd me duidelijk dat ook de makers van Het Gezelschap last moeten hebben gehad alsmaar groeiend vertrouwen in dat het allemaal wel goed komt.
Als Lyda vertelt dat de spelers in de zaal door de techniek tijd te kort kwamen om in de stroom van het spelen te komen, maar dat dit door de goede onderlinge band geen irritaties heeft opgeleverd, begrijp ik waarom de try-out zo kunstmatig op mij overkwam. De nadruk is in de kleine zaal veel meer op de acteur en veel minder op de ruimte komen te liggen, maar dit verschil heeft in het proces niet genoeg aandacht gekregen. De kleine maar essentiële botsingen kunnen in deze fase door het grote vertrouwen binnen het team - dat in de afgelopen jaar een hechte vriendenclub is geworden - blijkbaar makkelijk worden gerelativeerd, waardoor er onbewust een vorm van gemak in het proces is geslopen dat een kritische houding naar de achtergrond heeft verplaatst.
Wanneer ik Lyda confronteer met deze gedachten en ik merk dat ze zich er wel in herkent, realiseer ik me dat dit een moment is waar we allebei ontzettend veel aan hebben. Lyda komt tot de conclusie dat het stuk nog veel meer van de spelers mag worden nu de techniek op orde is en kan gaan werken aan geloofwaardigheid, die volgens haar totaal anders werkt dan op de eerdere locaties. Het gaat niet meer om de monumentale beelden die samen met de spelers het verhaal van Alice vertellen, maar om de specifieke kern van de tekst en de manier waarop zij zich daar als makers toe verhouden. Hoe verder ze in tijd verwijderd zijn van het begin van het Alice-avontuur, hoe meer verlangen er ontstaat naar de onbevangenheid en oorspronkelijkheid van de allereerste lezing.
Ik concludeer op mijn beurt dat iets ook te goed kan gaan. De manier waarop ik snel betrokken raak bij theatrale maakprocessen betekent dat ik nauwelijks problemen heb om een band met theatermakers op te bouwen, maar zorgt er ook voor dat ik moeite heb om los te laten en een zekere afstand te bewaren. Het zijn zinvolle nieuwe inzichten voor mij als beginnend dramaturg, waarvan ik nooit gedacht had dat ze juist te maken zouden hebben met het afbreken van iets.
Het belangrijkste inzicht dat zowel voor mij persoonlijk als voor creatieve processen als Alice#2 geldt, is dat er in betrokkenheid en vertrouwen een gevaar van gemak schuilt. Als alles vanzelf gaat omdat je met elkaar een manier van werken hebt gevonden die succesvol kan zijn, loop je het risico dat je onbewust minder kritisch wordt op elkaar en datgene wat je samen maakt. Je moet niet alleen voldoende tijd nemen om iets te laten ontstaan in een andere ruimte, maar ook een spanning houden tussen creatie en afbraak, die essentieel is om tot iets nieuws te komen. Dat geldt in het bijzonder voor lange-termijn-processen zoals die van Alice#2, waarin de sensatie van het eerste ontstaan steeds verder achter je ligt.