WELKOM



op het weblog van de onderzoeksgroep Scenografie van het Lectoraat Theatrale Maakprocessen.

Alweer geruime tijd huisvest de faculteit theater de BA-opleiding Theatre Design, een discipline die oorspronkelijk ontstaan is vanuit de bemoeienis van architecten en beeldend kunstenaars met de visuele aspecten van het theater.
Binnen de onderzoeksgroep Scenografie van het Lectoraat wordt onderzoek gedaan naar de invloed van het werken op en vanuit locaties op theatrale maakprocessen en op de ontwikkeling van de dramaturgie van het beeld.
In 2006 zijn een aantal onderzoeksactiviteiten gestart gericht op het volgen, documenteren, beschrijven en analyseren van maakprocessen binnen het domein van beeldend locatietheater.

Hoofd van de onderzoeksgroep is Henny Dörr, die zich laat bij staan door een kenniskring bestaand uit: Trudi Maan, Marcel Alberts, Marcel Dolman, Liesbeth Groot Nibbelink, Thijs Hazeleger, Willemien Bronkhorst en Anne Karin ten Bosch.

Eigenaar van dit weblog

Mijn foto
Hoofddocent en onderzoeker aan de HKU, Faculteit Theater, Hoofd Opleiding Theatervormgeving aldaar.

vrijdag 13 maart 2009

Impressie van de studieavond ‘Van opslagloods naar kleine zaal’ op 28 november 2007

Het Gezelschap maakte de voorstelling Alice#2 in twee jaar tijd op vier volstrekt verschillende locatie’s in vier verschillende ensceneringen. Dramaturg Thijs Hazeleger, in 2006 afgestudeerd als dramaturg (MA Theaterdramaturgie) op beeldend locatietheater, volgde in opdracht van het lectoraat twee jaar lang dit proces. Er verschenen artikelen van hem daarover in theaterbladen. ‘De baas over de ruimte; van opslagloods naar kaaspakhuis; een onderzoek naar het maakproces van de locatievoorstelling Alice #2’, verscheen in: De Theater NV, November 2006,een langere versie van dit artikel is opgenomen in het cahier 'RUIMTE' uitgegeven door het lectoraat. In November 2007 werd dit onderzoek afgesloten met een openbare studie-avond, waarin de voorstelling werd getoond, en Thijs Hazeleger zijn bevindingen met het publiek deelde door een uitgesproken essay en een ronde tafeldiscussie dat door Henny Dörr werd geleid.

Impressie van de studieavond
door Henny Dörr

Op 28 november 2007 wordt Alice#2 gespeeld door Het Gezelschap in de kleine zaal van het Akademietheater, een kleine zwarte doos. De voorstelling heeft zich geëvolueerd van locatiespecifiek naar zaal. Een reis langs diverse locaties. Vanavond is ook de schrijver van het stuk, Paul Pourveur, aanwezig.

Na afloop vindt een nagesprek plaats. Thijs Hazeleger, jonge dramaturg, heeft in opdracht van het Lectoraat het maakproces gevolgd. Al eerder schreef hij over Alice#2 en de vertaling van locatie x naar locatie z via y. Vanavond leest hij een column over zijn veranderende positie door de nauwe betrokkenheid bij de ruimtelijke vertaalprocessen. Van dramaturg/onderzoeker werd hij maker. Net als spelers, regisseur en videomaker moest hij elke keer de ‘oude’ voorstelling loslaten om open te staan voor wat de nieuwe locatie kon brengen. Zijn loslaten en opnieuw en objectief kijken naar wat er gemaakt kon en ging worden werd steeds moeilijker, want er had een hechtingsproces plaatsgevonden.

Als de dramaturg het al moeilijk heeft met loslaten, hoe zit dat dan met de andere makers? Dit was een van de vragen van het nagesprek onder leiding van Henny Dörr, maar als eerste werd Paul Pourveur die in de zaal zat gevraagd of en wat voor ruimte/decor hij eigenlijk bij het schrijven voor ogen had. Hij had een opvallende opvatting daarover, namelijk dat hij geen enkele ruimte voor ogen had. Pourveur vertelde dat hij eigenlijk gewoon met de tekst en de taal bezig was, en misschien ook wel met de notie dat die teksten voor een publiek gesproken werden, maar ruimte? Nee. Hij vond de voorstelling dan ook heel verrassend en leuk.

De tafelpartners (twee spelers, de regisseur en de videomaker) werden gevraagd of zij het proces van hechten en onthechten dat Thijs beschreef herkenden, en dat was zeker het geval, alhoewel het voor de makers gaande weg de verschillende ruimtelijke versies toch makkelijker leek te gaan. De techniek (met betrekking tot de video) had in de versies op locatie nogal veel tijd en ruimte gevraagd en dat had best veel invloed gehad op de beschikbare tijd voor spelers en regisseur om in de ruimte te kunnen werken.

In de zwarte doos leek het voor de videomaker juist makkelijker om de techniek terug te brengen tot een essentieel minimum. De videomaker leek zich ook makkelijker te kunnen losmaken van de voorgaande versies. Spelers en regisseur moesten echter enorm wennen aan het feit dat ze ineens met theatercodes te maken hadden. Met andere woorden, de ruimte als locatie (als theatrale/fictieve ruimte) hielp hen niet meer en de verbeelding moest dus op een andere manier gestalte krijgen. Hoe krijg je de verbeelding van de toeschouwer op gang binnen deze neutrale theaterruimte?

Het was wennen aan dat wat tegelijk beperkte en ook vrijheid gaf. Daarnaast speelde bij de versies op locatie de puur ruimtelijk architectonische aspecten natuurlijk een belangrijke rol. Afstanden bijvoorbeeld hadden enorm veel invloed op de mise-en-scène en dus op spelintenties. Maar omdat het verschil ook meteen zo dwingend was, leek het voor de spelers niet zo’n heel groot probleem.

De processen lieten zich moeilijk met elkaar vergelijken. Wel hadden de makers van Het Gezelschap het idee dat ze zich in de kleine zaal meer op het spel konden concentreren vanwege het wegvallen van de dominantie van de techniek. Het daadwerkelijk moeten maken in de nieuwe omstandigheid dwingt een natuurlijke onthechting af. Dit is een proces dat waarschijnlijk moeilijker is als je er niet in staat, maar aan de rand, zoals de dramaturg, in dit geval Thijs. Zo werd in het nagesprek duidelijk dat elke discipline zich op een andere manier verhoudt tot veranderde omstandigheden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten